Harrie Lalieu heeft voor alle componisten een korte schets gemaakt, waarin vermeld wordt in welke tijd ze leefden en wat hun verbondenheid was met muziek. Daarbij zoomt hij in op de oorsprong van het stuk dat door ons ten gehore wordt gebracht.
Aanvullingen zijn altijd welkom. Mail ze naar Harrie Lalieu of naar de webbeheerder.
Isaac Albeniz (1861-1919)
Isaac Albéniz werd geboren in Camprodón in Catalonië en was een muzikaal wonderkind. Als zesjarige kreeg hij in Parijs pianoles van Antoine François Marmontel. Daarna studeerde hij aan het conservatorium van Madrid en bleef als wonderkind concerten geven tot hij vijftien werd. In 1876 studeerde hij twee maanden in Leipzig en ging daarna met een beurs naar het conservatorium van Brussel, waar hij compositie studeerde bij François-Auguste Gevaert en piano bij Louis Brassin. In 1879 behaalde hij de eerste prijs voor piano en maakte een geslaagde concertreis door Europa. In 1883 vestigde hij zich in Barcelona. Hij besloot onder invloed van de musicoloog Felipe Pedrell voortaan “Spaanse muziek” te schrijven. Met tussenpozen werkte hij ook nog enige jaren in Londen en Parijs. Zijn Tango is een klassieke tango, die een heel andere sfeer ademt dan de populaire Argentijnse tango’s. Albéniz schreef deze in 1890 voor piano, als onderdeel van de suite España. Na bewerking voor gitaar door Miguel Llobet werd het één van de bekendste stukken voor klassiek gitaar. Wij spelen een arrangement van Heinz Schreiter voor salonorkest.
Leroy Anderson (1908-1975)
Leroy Anderson was een Amerikaanse componist en dirigent. Alhoewel hij een klassieke opleiding volgde, werd hij uiteindelijk een meester in de lichte muziek. Zijn bekendste werk is The Typewriter, een compositie voor orkest waarin hij het ritme van de typemachine verwerkte. Behalve in muziek had Anderson interesse in taal. Hij studeerde Germaanse en Scandinavische talen en sprak vloeiend Engels, Noors, IJslands, Frans, Italiaans en Portugees. In 1942 ging Anderson in het Amerikaanse leger en werd hij gestationeerd op IJsland als vertaler en tolk. Later kwam hij terecht in het Pentagon (1945) als leider van de Inlichtingendienst afdeling Scandinavië. Ondertussen ging hij door met componeren met als tijdelijk hoogtepunt The Syncopated Clock. Hij werd als reserve-officier ook nog opgeroepen voor de Koreaanse Oorlog. In 1951 kwam zijn compositie Blue Tango in de hitlijsten. Wij nemen deze nog altijd populaire tango regelmatig op in onze programma’s.
Ralph Benatzky (1884-1957)
Ralph Benatzky, geboren in Moravië, was een Oostenrijkse componist van vele operettes en filmmuziek. Aanvankelijk koos hij voor een militaire carrière, maar toen hij, nog jong, ziek werd, ging hij in Praag studeren. Hij studeerde muziektheorie onder andere bij Felix Mottl. Rond 1910 leerde hij Heinrich Mann kennen en werd hij een bekende verschijning in het Münchense kunst- en cabaretleven. In 1909 trouwde hij met de chansonnière Fédi Ferard, en in 1914, na hun scheiding, met de zangeres Josma Selim, voor wie hij talloze liederen schreef. Na haar vroege dood, in 1929, trouwde hij met de danseres Melanie Hoffmann, die van Joodse afkomst was. In die periode ging Benatzky ook filmmuziek schrijven. Door zijn succes was hij in staat een villa te laten bouwen in het Zwitserse Thun, waar het echtpaar na Hitlers machtsovername ging wonen. Zwitsers staatsburger mocht hij echter niet worden, en daarom emigreerden zij in 1940 naar de Verenigde Staten. Na de oorlog verhuisden zij naar Zürich. Benatzky schreef meer dan 90 operettes, waarvan Im weissen Rössl, op een libretto van Hans Müller en Erik Charell, nog steeds wereldberoemd is. Deze operette speelt rond het hotel ‘In het Witte Paardje’ in het Oostenrijkse dorpje Sankt Wolfgang im Salzkammergut aan de Wolfgangsee. In de door ons gespeelde potpourri komen alle bekende melodieën uit het verhaal voorbij.
Georges Bizet (1838-1875)
Georges Bizet was een Franse componist die vooral bekend is door zijn opera Carmen en zijn orkestsuites L’Arlésienne. Naast opera’s schreef hij ook symfonieën en liederen.
Als muzikaal wonderkind studeerde hij vanaf zijn negende jaar aan het Conservatoire National Supérieur de Musique in Parijs, waar hij vele competities won. Hij was leerling van onder anderen Antoine François Marmontel (piano), François Benoist (orgel), Charles Gounod (contrapunt) en Jacques Halévy (compositie). In 1857, Bizet was toen negentien, won hij de prestigieuze Prix de Rome voor de eenakter Le Docteur Miracle. Deze aanmoedigingsprijs stelde hem in staat enige jaren in Italië te studeren.
De opera Carmen, waarvan wij een fantasie spelen van de hand van de componist Eberle, ontstond in 1875. Het stuk is een bewerking van een roman met dezelfde titel van Prosper Mérimée over een dramatische liefdesgeschiedenis van een Spaanse zigeunerin. Carmen was niet onmiddellijk succesvol. Het publiek was aanvankelijk geschokt door het warmbloedige hoofdpersonage en de tragische afloop van het verhaal. Niettemin werd de opera door tijdgenoten als Wagner, Brahms en Tsjaikovski geroemd. Carmen zou uitgroeien tot een van de bekendste en populairste opera’s ter wereld. Bizet maakte dit succes helaas niet meer mee. Kort nadat Carmen in première was gegaan, overleed hij op 36-jarige leeftijd aan een hartinfarct.
Luigi Boccherini (1743-1805)
Luigi Boccherini was een Italiaanse componist en cellist, zoon van een contrabassist, van wie hij zijn eerste muzieklessen kreeg. In 1757 stuurde zijn vader hem naar Rome voor verder muziekonderricht. Na zijn terugkeer in Lucca speelde hij cello in het plaatselijke theaterorkest. Tot 1764 was hij in hoofdzaak actief in Italië, maar had ook een aantal tijdelijke aanstellingen als cellist aan het hoforkest in Wenen. Hij maakte uitgebreide tournees met de violist Filippo Manfredi in Oostenrijk en Frankrijk en oogstte veel succes in Parijs in 1767-1768 waar hij zijn eerste kamermuziek publiceerde. Toch leverde dit aanvankelijke succes geen vast werk op, zodat Boccherini en Manfredi de uitnodiging van de Spaanse ambassadeur in Parijs aanvaardden om naar Madrid te komen. In 1769 vestigde hij zich in Madrid. Hij componeerde een grote hoeveelheid kamermuziek, inclusief ruim honderd strijkkwintetten voor twee violen, altviool en twee celli, bijna honderd kwartetten voor strijkers en een aantal trio’s voor strijkers, en sonates. Zijn composities voor orkest bevatten onder andere symfonieën en cello-concerten. Hij is het bekendst om zijn humoresque, een menuet uit zijn strijkkwartet in E op. 11, vaak het Menuet van Boccherini genoemd. Dit is ook het thema geworden van de soundtrack van de klassieke Engelse misdaadkomedie The Ladykillers. Wij spelen een arrangement van Uw Rössler.
Jerry Bock (1928-2010)
Jerrold Lewis “Jerry” Bock was een Amerikaanse musicalcomponist. Hij kreeg, samen met Sheldon Harnick, de Tony Award for Best Musical en de Pulitzer Price for Drama voor hun musical Fiorello! (1959) en, wederom met Sheldon Harnick, de Tony Award for Best Composer and Lyricist voor de musical Fiddler on the roof, die op 22 september 1964 op Broadway in première ging. In Nederland oogstte de musical successen onder de naam Anatevka. Hij werd voor het eerst opgevoerd in Carré op 21 december 1966. Wij spelen een selectie uit de bekende melodieën, georkestreerd door Felton Rapley.
Gaetano Braga (1829-1907)
Gaetano Braga was een Italiaanse componist en cellist. Zijn composities omvatten werken waarin de cello een hoofdrol speelt (twee concerten, een kwartet, een kwintet, werken voor cello en piano) en een achttal opera’s. Zijn zeer bekende Serenata is een dialoog tussen een bezorgde moeder en een meisje dat de stem hoort van een engel die haar roept. Uiteindelijk volgt het meisje de stem (“O mamma buona note, io seguo il suon!”). Dit wordt ook vermeld in Tsjechov’s korte verhaal De Zwarte Monnik en ook in andere Russische werken van de late 19e en begin 20e eeuw.
Johannes Brahms (1833-1897)
Johannes Brahms was een van de grote Duitse componisten van de 19e eeuw. Daarnaast was hij dirigent, organist en pianist. Brahms’ oeuvre is zeer omvangrijk, hoewel veel ervan door de perfectionistische componist zelf is vernietigd. Hij schreef vier symfonieën, twee serenades en twee pianoconcerten, een vioolconcert en een dubbelconcert voor viool en cello, ongeveer 330 liederen, kamermuziek (sonates voor viool, cello en klarinet; strijkkwartetten, -kwintetten en -sextetten; muziek voor piano solo), en hij bewerkte muziek van Händel, Schubert en Bach. Brahms’ muziek wordt gerekend tot de late romantiek, waarin veel volkse invloeden te vinden zijn. Tot zijn meest bekende werken behoren de Hongaarse dansen, waarvan wij no. 5 en 6 op ons repertoire hebben.
John Walter Bratton (1867-1947)
John Bratton was een Amerikaanse componist en theaterproducent die populair werd in de “gouden” negentiger jaren van de 19e eeuw. Zijn opleiding genoot hij aan de Harkness Academy in Wilmington en het Philadelphia College of Music, waarna hij een carrière startte als bariton. Spoedig ontwikkelde hij zich echter tot componist en producer. In de loop der jaren werkte hij samen met de tekstschrijvers Walter H. Ford en Paul West aan meer dan 250 songs. Zijn bekendste compositie die tot de dag van vandaag repertoire heeft gehouden is Teddy Bears’ Picnic (1907). Aanvankelijk had dit stuk geen tekst. Gedurende de tijd van de stomme film werd de muziek gebruikt als achtergrond voor een aantal populaire films. Uiteindelijk voorzag de Brits-Ierse Jimmy Kennedy de muziek in 1932 van tekst. Teddy Bears’ Picnic is onverminderd populair als kinderliedje en is gedurende tientallen jaren talloze keren opgenomen. De oorsprong van de tekst verklaart waarom in deze Amerikaanse compositie “mummies and daddies” voorkomt in plaats van “mommies and daddies”. Wij spelen een bewerking voor salonorkest van de hand van Frank Saddler.
Max Dreyfus (1874-1964)
Max Dreyfus was een in Duitsland geboren Amerikaanse muziekuitgever, arrangeur en songwriter. In de jaren tussen 1910 en 1950 stimuleerde en publiceerde hij het werk van de schrijvers van het zogeheten Great American Songbook, en was hij president van Chappell & Co. Inc., indertijd ’s werelds grootste muziekuitgever. Al op 14-jarige leeftijd reisde hij naar de Verenigde Staten op uitnodiging van de familievriend Aaron Lehman, die naar Jackson, Mississippi was geëmigreerd. Aanvankelijk werkte hij als handelsreiziger en verkocht schilderijenlijsten, maar midden jaren 1890 kwam hij in dienst bij Tin Pan Alley (muziekproducers en songwriters) in New York City, waar hij nauw samenwerkte met songwriter Paul Dresser en transcripties maakte van liedarrangementen. Binnen een aantal jaren verwierf hij een vaste positie bij de uitgeverij die werd opgezet door Thomas B. Harms. Zijn song Cupid’s Garden, die wij op ons repertoire hebben, werd een succesnummer in 1901. Hij publiceerde dit onder het pseudoniem Max C. Eugene.
Anton Dvořák (1841-1904)
Antonín Dvořák is een bij velen geliefde componist vanwege zijn prachtige melodieën en ongeëvenaarde instrumentaties. Met Bedřich Smetana en Leoš Janáček wordt hij gerekend tot de grootste componisten van Bohemen. Zijn gigantische oeuvre omvat 9 symfonieën, concerten voor piano, viool en cello, ouvertures, symfonische gedichten en vele andere orkestwerken (waarvan zijn twee cycli van Slavische dansen wereldberoemd werden), werken voor harmonieorkest, toneelmuziek, opera’s, missen, cantates, oratoria en gewijde muziek, kamermuziek (onder meer 16 strijkkwartetten) en muziek voor piano. De door ons gespeelde Humoreske is een bewerking van één van de 8 Humoresken voor vierhandig piano Op. 101, die hij in 1894 componeerde tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten als directeur van het National Conservatory in New York. Het jaar daarvoor voltooide hij zijn meest geliefde werk, de 9e symfonie “Uit de Nieuwe Wereld” Op. 95.
Edward Elgar (1857-1934)
Edward Elgar was een Brits componist wiens werk tot de late Romantiek wordt gerekend. Hij was de grote voorman in het reveil van de Engelse toonkunst van rond 1900. Zijn bekendste werken zijn waarschijnlijk de Enigma Variations (1899) en de Pomp and Circumstance Marches nrs. 1-5 op. 39 (1901-07). De eerste mars met daarin Land of Hope and Glory heeft de grootste bekendheid gekregen, maar ook de vierde werd zeer populair. De Enigmavariaties bezitten een grote afwisseling in sfeer en subtiele portrettering. De Nimrodvariatie doet enigszins denken aan een adagio van Anton Bruckner. Elgar orkestreerde in 1922 het lied Jerusalem van Charles Hubert Parry, dat nog elk jaar tijdens de Last Night of the Proms door het publiek wordt meegezongen. Zijn werkje Salut d’Amour op. 12, dateert uit 1888. Hij droeg het op aan zijn vriendin, later zijn vrouw, Caroline Alice Roberts. Het werd oorspronkelijk geschreven voor viool en piano en kende daarna diverse bewerkingen voor verschillende bezettingen. De meest uitgevoerde is die voor klein orkest, waarmee het stuk op 11 november 1889 in première ging in Crystal Palace.
Oscar Fetrás (1854-1931)
Oscar Fetrás was een Duitse componist en dirigent, geboren en overleden in Hamburg. Met zijn in 1888 gecomponeerde wals Mondnacht auf der Alster werd hij bekend. Met ca. 300 werken, voornamelijk bestaande uit walsen, marsen en potpourri’s werd hij een belangrijke componist op het gebied van de lichte muziek. Toch is hij inmiddels als componist vrijwel vergeten. Voor zijn wals La Barcarolle Op. 128 heeft hij zich laten inspireren door motieven uit de opera Les Contes d’Hoffmann (Hoffmanns Erzählungen) van Jacques Offenbach.
Julius Fučík (1872-1916)
Julius Fučík was een Tsjechische componist en dirigent. In Praag studeerde hij fagot, viool en slagwerk en kreeg, nadat hij afgestudeerd was, compositielessen bij Antonín Dvořák. In 1891 ging hij bij het Oostenrijks-Hongaarse infanterie-regiment 49 in Krems an der Donau in militaire dienst. Tot 1894 speelde hij onder de dirigent Joseph Franz Wagner. In 1895 kwam hij naar Praag terug en werd tweede fagottist aan het Deutsches Theater in Praag. In 1896 werd hij chef-dirigent van het Prager Stadtorchester en van het Danica-koor te Sisak in Kroatië. In 1897 werd hij militaire kapelmeester bij infanterie-regiment 86 in Sarajevo. Verdere steden in zijn loopbaan waren Boedapest en Theresienstadt. Na zijn huwelijk ging hij in 1913 naar Berlijn, waar hij een muziekuitgeverij stichtte en zich voornamelijk bezig hield met componeren. Fučik schreef meer dan 400 composities, waaronder een mis en een Requiem. Verreweg het bekendst zijn zijn marsen Florentiner Marsch en Einzug der Gladiatoren. De door ons gespeelde wals Traumideale Op. 69 dateert uit 1894 en is oorspronkelijk geschreven voor harmonieorkest.
Jacob Gade (1879-1963)
Jacob Gade was een Deense violist en componist, die voornamelijk populaire orkestmuziek heeft geschreven. Hij stamde uit een familie van musici. Zijn grootvader en vader trokken rond en speelden op allerlei feesten in nabijgelegen dorpen. Hij is dan ook niet verwonderlijk dat Jacob al op jonge leeftijd lid werd van de muziekgroep. Op zijn 9e maakte hij zijn debuut als trompettist, maar al een jaar later was hij solist in het orkest van Tivoli Garden in Kopenhagen. Op zijn 12e startte hij zijn vioolstudie en verhuisde hij definitief naar de hoofdstad. Hij begon dansmuziek te componeren en droomde ervan een eigen orkest te hebben. Hij had het in het begin erg moeilijk, maar zette door. Uiteindelijk kwam de erkenning in 1909 toen hij werd ingehuurd door het beroemde Hotel Bristol. Hij bekwaamde zich verder bij maestro Max Schlüller. Vanaf 1914 leidde hij verschillende orkesten, die in theaters en bioscopen optraden en stomme films begeleidden. In 1919 vertrok hij naar New York, waar hij zich aansloot bij orkesten maar ook diverse eigen ensembles samenstelde. Hoewel hij inmiddels te oud was voor een carrière als klassiek (solo)violist, was het voor hem toch een persoonlijke triomf dat hij na een auditie werd aangenomen bij de New York Philharmonic, waarna hij twee jaar uitsluitend klassieke muziek speelde. Hij keerde terug naar zijn vaderland om het orkest van de Palads Cinema te leiden en muziek te componeren en arrangeren voor begeleiding van films. In 1925 schreef hij de zigeunertango Jalousie die een wereldwijde hit werd. Het nummer werd in meer dan 100 films en in talloze televisieseries gebruikt. De royalties, ook van andere werken van hem, waren uiteindelijk zó overvloedig dat Gade rijk werd en dat hij bij het maken van zijn testament in 1956 kon bepalen dat zijn landgoed en toekomstige royalties zouden worden ondergebracht in een stichting met als doel het sponsoren van jong talent.
George Gershwin (1898-1937)
George Gershwin, geboren als Jacob Gershowitz uit Russisch-Joodse ouders, was een Amerikaanse componist. Hij werd vooral bekend door zijn werk op de grens van het bestaande klassieke genre en de jazz. Hij begon zijn loopbaan rond 1916 als liedjescomponist in wat men in de Verenigde Staten Tin Pan Alley noemt. Dit hield in dat een liedjescomponist zijn muziek speelde in een winkel waar bladmuziek verkocht werd, met het doel de verkoop van zijn bladmuziek te vergroten. Bij veel van zijn werk schreef zijn broer Ira de teksten. De song Swanee, die in 1919 werd geschreven voor een revue, stamt uit deze periode. Al snel kreeg Gershwin landelijke bekendheid in Amerika en kwam hij in contact met theaterproducenten. Hij begon musicals te schrijven voor Broadway die grote successen werden. Wij spelen de bekende song Someone to watch over me uit de musical Oh, Kay! (1926). Ondanks zijn grote successen bevredigde het lichte genre hem niet. Hij wilde als een serieuze ‘klassieke’ componist gezien worden. Zijn eerste en belangrijkste poging daartoe was het schrijven van de Rhapsody in Blue, die te beschouwen is als een poging om klassieke muziek en jazz nader tot elkaar te brengen. Zijn meesterwerk is de opera Porgy and Bess, die in 1935 werd voltooid en waarin alle rollen door zwarte zangers en zangeressen vertolkt werden. Dit mag natuurlijk niet ontbreken in ons repertoire: wij spelen de een bewerking van de aria Summertime.
François-Joseph Gossec (1734-1829)
De componist François-Joseph Gossec werd als boerenzoon in het Belgische Vergnies geboren. Zoals zovele componisten voor hem zong hij als kind in een kerkkoor. Als 8 jarige zong hij mee in het koor van de beroemde Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen. Behalve zingen leerde hij viool- en pianospelen en kreeg de nodige muziektheorie. Als jongeman reisde hij af naar Parijs en werd musicus in het orkest van de beroemde Jean-Philippe Rameau. Gossec heeft verschillende hoforkesten gedirigeerd. Ook componeerde hij veel, onder meer symfonieën. In 1760 brak de 26-jarige Gossec door met de uitvoering van zijn Requiem (Grande Messe des Morts), een anderhalf uur durend werk. Het wordt beschouwd als de eerste grote symfonische dodenmis. Heel wat lichtvoetiger is zijn populair geworden Gavotte (oorspronkelijk een boerendans uit de Dauphiné), die talloze keren gearrangeerd is. Deze klassieke dans past uitstekend in ons repertoire.
Friedrich Hollaender (1896-1976)
Friedrich Hollaender was een Duitse componist van filmmuziek. Hij werd geboren in Londen, waar zijn vader, operettecomponist Victor Hollaender, werkte als muzikaal directeur bij het Barnum & Bailey Circus. In 1899 keerde de familie terug naar Berlijn, waar zijn vader ging doceren aan het Stern Conservatorium. Hijzelf studeerde daar bij Engelbert Humperdinck. In de avonduren speelde hij piano bij stomme films in lokale bioscopen en leerde zodoende de kunst van het improviseren. Op zijn 18e werd hij repetitor bij het Nieuwe Duitse Theater in Praag en gedurende de Eerste Wereldoorlog werd hij belast met het optreden voor de troepen aan het westelijke front. Na voltooiing van zijn studies componeerde hij muziek voor de producties van Max Reinhardt en kwam hij in de Berlijnse cabaretscene terecht. In 1933 moest hij vanwege zijn Joodse afkomst nazi-Duitsland verlaten en vestigde zich in eerste instantie in Parijs, later in de Verenigde Staten. In 1956 keerde hij terug naar Duitsland en werkte nog een aantal jaren als componist van revues bij het theater Die Kleine Freiheit in München. Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt is een lied dat hij in 1930 schreef voor de film Der Blaue Engel en dat in de vertolking door Marlène Dietrich wereldberoemd werd.
Iwan Iosif Ivanovici (1845-1902)
Iosif Ivanovici was een Roemeense componist, dirigent en klarinettist. Hij studeerde bij Alois Riedel in Galati en bij Emil Lehr in Iasi en was aanvankelijk musicus. Van 1879 tot 1894 was hij militaire kapelmeester in Tulcea, Focsani in het district Vrancea en in de hoofdstad Boekarest. Tevens was hij vanaf 1880 dirigent van een orkest in Galati. Van 1895 tot zijn overlijden was hij inspecteur-generaal van alle Roemeense militaire kapellen. Hij componeerde talrijke werken voor harmonieorkest. Het bekendste stuk is ongetwijfeld de wals Valurile Dunarii (Donau-Wellen,1890), die wij spelen in een bewerking voor salonorkest.
Emmerich Kálmán (1882-1953)
Emmerich (Imre) Kálmán was een Hongaarse componist van voornamelijk operettes. Hij studeerde in Boedapest eerst rechten en daarna muziek aan de Ferenc Liszt-Akademie voor muziek. Ziekte aan zijn rechterhand belette hem om concertpianist te worden. Kálmáns medestudenten aan het conservatorium van Boedapest waren Béla Bartók en Zoltán Kodály. In eerste instantie gingen zijn muziekontwikkelingen in de richting van het combineren van melodieën van zijn geboorteland met de eisen van de Weense wals, net als Lehár deed. Zo werd hij muziekcriticus en componeerde hij liederen, pianowerken en symfonieën. Zijn eerste operette Tatárjárás, die in Boedapest in 1908 in première ging, was een groot succes. Hij verhuisde vervolgens naar Wenen. Daar had hij groot succes met zijn operettes. Tussen de twee wereldoorlogen was Kálmáns muziek net zo populair als die van Lehár en Johann Strauss jr. De operette Die Csárdásfürstin (1915) is zijn bekendste. In tegenstelling tot de meeste operettes, waarin de toehoorder al in de loop van de tweede akte (een operette heeft meestal drie aktes) weet wie met wie trouwt, is dit in deze operette pas duidelijk in de laatste minuut! Het libretto, dat geschreven werd door de bekende librettisten Leo Stein en Béla Jenbach is beroemd om zijn compactheid en humor. Wij spelen beroemde melodieën uit deze operette in een arrangement van Francis Salabert.
Albert William Ketèlbey (1875-1959)
Albert Ketèlbey was een Britse componist, dirigent, organist en pianist. Hij was enige tijd gastdirigent bij het Concertgebouworkest in Amsterdam. Voor sommige van zijn composities gebruikte hij pseudoniemen. Een van zijn bekendste werken, In a Monastery Garden/In einem Klostergarten, is geschreven in 1938 voor gemengd koor en harmonieorkest. Het handelsmerk van Ketèlbey als componist waren zijn kleurrijke orkestraties, geïnspireerd op oosterse muziek. Dat is ook in dit stuk hoorbaar. De vogels kwetteren vrolijk door de muziek heen, niet alleen de dwarsfluit, maar ook een aardewerken vogelfluitje dragen hieraan bij. Nog een veel prominenter voorbeeld is In a Perisan Market, waarin achtereenvolgens kamelendrijvers, bedelaars, een mooie prinses, jongleurs, slangenbezweerders en de kalief de revue passeren, waarna de karavaan verder trekt en plein weer uitsterft.
Josef Bernhard Knümann (1895-1952)
Josef Bernhard Knümann was een Duitse componist en pianist. Hij ontwikkelde al vroeg zijn muzikaal talent in de muziekschool van zijn vader Bernard Knümann. Op negenjarige leeftijd debuteerde hij al onder het pseudoniem Wilhelmy en slechts twee jaar later was hij op concertreis in het buitenland. Vanaf 1909 studeerde hij piano en compositie in Keulen en Berlijn. Na het behalen van zijn diploma’s maakte hij concertreizen in binnen- en buitenland. Hij concerteerde o.a. in aanwezigheid van de Engelse koning George V van het Verenigd Koninkrijk. Vanaf 1924 richtte hij zich vooral op lichte muziek en speelde met zijn Orchester ohne Noten in de bekendste cafés van toen zoals het Cafe Vaterland in Berlijn, het Cafe Wien am Ring in Keulen, het Alsterpavillon in Hamburg, maar ook in het Grand Hotel Central in Den Haag en in Café Winke in Amsterdam. Als componist schreef hij vooral werken voor salonorkest, die ook vaak voor andere orkestvormen geïnstrumenteerd werden. Hij deed meestal een greep in de volksmuziek vanuit allerlei landen en hieruit ontstonden bijvoorbeeld Hongaars (Ungarisch), Russisch, Roemeens (Rumänisch), Schots (Schottisch) en Arabisch. Wij hebben het warmbloedige Rumänisch in ons repertoire opgenomen. Knümann’s werken worden nu bewaard in het Duitse componistenarchief in Hellerau bij Dresden.
Fritz Kreisler (1875-1962)
Fritz Kreisler was een Oostenrijkse violist en componist. Hij studeerde viool in Wenen en in Parijs, waar Léo Delibes een van zijn leermeesters was. Hij trad over de hele wereld op. In 1910 speelde hij de première van het vioolconcert van Elgar, dat aan hem opgedragen was. Kort voor de Tweede Wereldoorlog vestigde hij zich in Amerika en werd in 1943 Amerikaans staatsburger. Kreisler schreef diverse muziekstukken voor de viool, die vooral in het begin in de stijl waren van componisten als Gaetano Pugnani en Giuseppe Tartini. Daarnaast schreef hij operettes, strijkkwartetten en cadenzen voor vioolconcerten. Zijn bekendste composities zijn drie salonstukjes uit 1905, de Alt-Wiener Tanzweisen voor viool en piano, getiteld Liebesfreud, Liebesleid en Schön Rosmarin. Wij spelen een bewerking van Chas. J. Roberts.
Joseph Lanner (1801-1843)
De Oostenrijkse componist Joseph Lanner wordt samen met Johann Strauss senior gerekend tot de belangrijkste danscomponisten van het Biedermeier-tijdperk (1815-1848). Zij brachten de Weense wals tot ontwikkeling. De inwoners van Wenen in die tijd waren dol op dansfeesten. Vergeleken met Strauss komt de muziek van Lanner wat verfijnder over: hij nodigt als het ware de mensen uit om te dansen, terwijl Strauss hen beveelt te dansen. Vanwege de grote populariteit van de muziek van vader en zoon Strauss is de muziek van Lanner wat op de achtergrond geraakt. Lanner werd geboren als zoon van een handschoenenmaker en huishoudster. Hij leerde zichzelf vioolspelen en componeren. Als tiener vormde hij een trio dat in de kleine tavernes van Wenen dansmuziek speelde. Het ensemble werd steeds groter en werd later opgesplitst in twee dansorkesten. Lanner componeerde, dirigeerde en trad met groot succes op als vioolvirtuoos. De optredens verplaatsten zich naar de grotere danscafés. Als eerste organiseerde hij ook openluchtconcerten in de Volksgarten, het grote park van Wenen. In 1829 werd Lanner muziekdirecteur van de Redoutensäle (de bal- en concertzalen in het keizerlijke Hofburg-paleis). Een paar jaar later werd hij benoemd tot kapelmeester van het Tweede Weense Militair Regiment. Wij spelen van Lanner de wals Die Romantiker (Op. 167, 1841).
Franz Lehár (1870-1948)
Franz Lehár was een Oostenrijks-Hongaarse componist en dirigent. Hij studeerde viool en compositie maar kreeg van Antonín Dvořák te horen dat hij maar beter zijn viool kon laten liggen en zich moest toeleggen op het schrijven van muziek. Hij wijdde zich bijna uitsluitend aan de operette en werd de meest gevierde 20ste-eeuwse componist van het genre dat ‘de Weense operette’ wordt genoemd; specifiek gaat het om de ‘zilveren operette-tijd’ (1900-1920). (De gouden operette-tijd is de periode van 1860 tot 1900 met Franz von Suppé, Johann Strauss jr. en Richard Heuberger als exponenten). Voor een salonorkest is zijn muziek natuurlijk een regelrechte schatkamer. Vandaar dat we maar liefst vijf bewerkingen van zijn stukken op ons repertoire hebben: zijn wals Gold und Silber, een potpourri van melodieën uit zijn operette Die lustige Witwe, met nog apart geprogrammeerd het Vilja-Lied uit deze operette, een wals met motieven uit zijn romantische operette Zigeunerliebe en de Luxemburg-Walzer uit de operette Der Graf von Luxemburg
Ruggero Leoncavallo (1857-1919)
Ruggero Leoncavallo was een Italiaanse componist, pianist en dichter. Hij werd geboren in Napels. Zijn eerste pogingen als operacomponist hadden geen succes. Hij reisde gedurende enkele jaren door Frankrijk, Egypte, Engeland en Duitsland. Het eerste succes kwam in 1892 met de korte opera Pagliacci, waarvan de première onder Arturo Toscanini in Milaan doorging. Daarop volgden nog I Medici (1893) La Bohème (1897), Zaza (1900), Roland (1904) en Maia (1910). Voorts componeerde hij operettes, orkest- en koorwerken en liederen. Een werkje van hem dat naast Pagliacci repertoire heeft gehouden is Mattinata (Aubade).
Bohuslav Leopold (1888-1956)
Bohuslav Leopold was een Tsjechische componist, arrangeur, violist en muziekuitgever. Hij kreeg zijn eerste vioollessen bij een leraar van de plaatselijke basisschool. Op 12-jarige leeftijd kreeg hij geregeld muziekonderwijs in Česká Třebová bij Antonín Kleinpetr. De componist en kapelmeester Julius Fučík ontdekte zijn muzikaal talent en naam hem op 14-jarige leeftijd in 1902 mee naar Boedapest, waar hij eerst leerling en later muzikant in zijn militaire muziekkapel werd. Verder kon hij tegelijkertijd aan de muziekacademie in Pest muziektheorie en compositie studeren. Naast zijn militaire dienst en de studie richtte hij een klein zigeunerorkest op. Hij bleef tot 1910 in Boedapest bij de muziekkapel van het regiment. Na dienstverbanden bij theater- en symfonieorkesten en concertreizen met een door hemzelf in 1920 opgericht orkest kwam hij 1924 terug naar Praag. Hij ging zich concentreren op het componeren en arrangeren en richtte de muziekuitgeverij Filmton-Verlag (sinds 1928: Continental) op. Deze uitgeverij ontwikkelde zich spoedig tot een van de toen grootste in Midden-Europa. Wij spelen van hem een potpourri van Russische melodieën: Russisches Echo, die hij in 1925 schreef.
Paul Lincke (1866-1946)
Paul Lincke was een Duitse componist en theaterkapelmeester. Zijn vroege herkenbare muzikaliteit uitte zich in zijn hang naar militaire muziek. Daarom stuurde zijn moeder hem na afloop van de Realschule voor studie naar Wittenberge. Hier werd hij bij de Wittenberger Stadtmusikkapelle door Rudolf Kleinow tot fagottist opgeleid. Daarnaast leerde hij ook tenorhoorn, slagwerk, piano en viool spelen. Paul Lincke woonde hoofdzakelijk in Berlijn en werd op 19-jarige leeftijd al theaterkapelmeester en muziekuitgever. Vanaf 1893 was hij kapelmeester van het Apollo-Theater in Berlijn. Als componist en dirigent begeleidde hij orkesten door Duitsland, langs Europese hoofdsteden en naar de Verenigde Staten. Hij wordt gezien als de ‘vader’ van de Berlijnse Operette. Veel bekende melodieën, waarvan men denkt dat het oude volksliedjes zijn, zijn in werkelijkheid composities van Lincke, maar worden niet direct met hem geassocieerd, bijvoorbeeld “Das macht die Berliner luft, luft, luft” uit Frau Luna, in Nederland bekend als Een reisje langs de Rijn van Willy en Willeke Alberti en eerder Louis Davids. In het tweeluik Sie hören Paul Lincke I en II, een arrangement van Ulrich Sommerlatte, spelen wij een aantal hoogtepunten uit zijn oeuvre.
John Lindsay-Theimer (1884-1952)
John Lindsay-Theimer, geboren in Karinthië als Johann Theimer, was een Oostenrijks-Duitse componist van lichte muziek. In de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw woonde hij in Berlijn. In 1914 verscheen onder zijn kunstenaarsnaam John Lindsay-Theimer zijn compositie Aisha op plaat, gespeeld door het orkest van Dávid Kozák. Hij componeerde talrijke succesnummers, die hoofdzakelijk door de in 1911 in Berlijn opgerichte uitgeverij Richard Birnbach Musikverlag werden uitgebracht. Wij spelen twee van zijn werken: Poranek (Morgenstimmung)(1914) en Erato (Valse boston)(1919).
Fermo Dante Marchetti (1876-1940)
Fermo Dante Marchetti, geboren in Massa Carrara (Toscane) als Dante Pilare Marchetti, was een Italiaanse componist en songwriter. Hij is vooral bekend geworden door zijn wals Fascination, gecomponeerd in 1904 en in 1905 van tekst voorzien door Maurice de Féraudy. De Engelse tekst is van de hand van Dick Manning. Het thema werd bij een breder publiek bekend door de in 1933 uitgebrachte film “The House on 56th Street” met in de hoofdrol Kay Francis, het werd aangepast voor de in 1946 uitgebrachte film “The Diary of a Chambermaid”, met in de hoofdrol Paulette Godard, en het werd uiteindelijk zeer populair door de film “The Grand Maneuver” van René Clair uit 1955. Het thema werd ook gebruikt in de Franse filmversie van “Gigi” (1949) door Jacqueline Audry. En tenslotte kreeg het nog meer internationale bekendheid door de film “Love in the Afternoon (1957, Billy Wilder). Ook daarna werden door verschillende artiesten nog opnames gemaakt.
Pascual Marquina (1873-1948)
Pascual Marquina Narro was een Spaanse componist en dirigent. Hij werd geboren in een muzikale familie. Zijn vader, van wie hij zijn eerste muzieklessen kreeg, was dirigent van veschillende banda’s. Op zijn 7e werd Pascual lid van een kinderkoor, op 9-jarige leeftijd speelde hij dwarsfluit in een orkest en op 15-jarige leeftijd schreef hij zijn eerste compositie, een werk voor tenor en orgel, getiteld Osarum. Aan het conservatorium van Barcelona studeerde hij compositie en harmonie, onder andere bij José Maria Varela Silvari en Martínez Sorolla. Hij werd dirigent van diverse orkesten en gaf veel concerten in binnen- en buitenland. In 1904 begon hij toneelwerken te componeren om het muzikale publiek in Madrid te imponeren. In 1914 werd hij dirigent aan het Teatro de la Zarzuela. Ook was hij gedurende 18 jaar artistiek leider van de grammofoonplatenmaatschappij La Voz de su Amo. Pascual Marquina is ook de componist van de “koning van de paso doble”, de welbekende dans España Cañi, die hij in 1925 schreef onder de oorspronkelijke titel El patronista Cañi. Sinds de première in 1926 is het stuk veel gebruikt bij stierenvecht-evenementen.
Olivier Métra (1830-1889)
Olivier Métra was een Franse componist en dirigent. Hij was in zijn tijd in Frankrijk een van de populairste componisten. Iedereen kende zijn walsen, polka’s, mazurka’s en quadrilles. Hij dirigeerde onder meer de bals in de Opéra Comique en in de Opéra de Paris en het orkest van de Folies Bergère. Wij spelen van hem de Spaanse wals La Sérénade, in een arrangement van Fr. Schimak. Dit stuk is vanwege de naam de “herkenningsmelodie” geworden van ons salonorkest.
Jacques Offenbach (1819-1880)
Jacques Offenbach, geboren in Keulen als Jakob Offenbach, was een Franse componist en cellist van Duits-Joodse afkomst. Zijn vader had de familienaam Eberst laten veranderen in Offenbach (hij kwam uit Offenbach am Main). Offenbach geldt als een van de scheppers van de operette (een Duitse term die hijzelf nooit gebruikte). Maar hij heeft ook een opera geschreven, die nog steeds repertoire houdt: Les contes d’Hoffmann (Hoffmann’s Erzählungen). Nadat hij al zeer jong, in 1833, met zijn broer Julius naar Parijs ging, studeerde hij daar aan het conservatorium en maakte naam als virtuoos cellist. Zijn naam als componist en zijn operettecarrière ontwikkelden zich vanaf 1850. In 1860 naturaliseerde hij tot Fransman en in 1861 ontving hij het Légion d’honneur. Hij was zeer gehecht aan zijn tweede vaderland. Zijn eerste avondvullende werk, Orphée aux Enfers, dateert uit 1858. Uit deze opéra féerie komt de overbekende Can-Can, die de goden dansen tijdens een feest in de onderwereld. Wij spelen een arrangement van Uwe Rössler.
Max Oscheit (1880-1923)
Max Oscheit was een Duitse violist en componist. Hij heeft zijn hele leven in Berlijn gewoond. Daar was hij werkzaam als violist in verschillende amusementsorkesten. Alhoewel hij slechts 42 jaar oud werd heeft hij een groot aantal werken voor verschillende genres geschreven. De meest bekende composities zijn de Picador-Marsch (1912, Op. 172) en de door ons gespeelde mars Im Zigeunerlager (1904, Op. 40). Deze mars is ook op plaat opgenomen door het Nederlands Promenade Orkest onder leiding van Gijsbert Nieuwland.
Astor Piazzolla (1921-1992)
Astor Piazzolla was een Argentijnse tanguero (tangomuzikant), bandoneonist en componist. Zijn nieuwe benadering van het genre zorgde voor een vernieuwing van de tango. Zijn carrière werd gekarakteriseerd door zijn esthetisch talent en zijn unieke stijl. Hij werkte en studeerde in Argentinië, de Verenigde Staten, Frankrijk en Italië. Hij combineerde muziekstijlen, werd beïnvloed door jazz en schreef ook filmmuziek. Op het hoogtepunt van zijn populariteit, in de jaren ’80, gaf hij concerten over de hele wereld: Europa, Zuid-Amerika, Japan en de Verenigde Staten. Tot zijn bekendste werken horen onder meer Libertango, Oblivion en Adiós Nonino. Libertango, door ons gespeeld in een arrangement van Uwe Rössler, stamt uit zijn Italiaanse tijd (1973-1978), waarin hij een serie opnames maakte en ook de groep Conjunto Electrónico oprichtte, een octet dat bestond uit een bandoneón, elektrische piano en/of akoestische piano, orgel, gitaar, elektrische basgitaar, drums, synthesizer en een viool. Deze groep leek in niets op zijn eerdere groepen, en velen vonden dat hij meer jazz-rock dan tango speelde, maar Piazzolla zei dat het zijn muziek was, en dat die meer verwant was met de tango dan met jazz-rock. Zijn oeuvre, meer dan 1000 werken omvattend, een karakteristieke carrière en een ongetwijfeld Argentijnse stijl beïnvloeden nog steeds muzikanten van alle generaties in de hele wereld. Voorbeelden zijn de violist Gidon Kremer, de cellist Yo-Yo Ma, het Kronos Kwartet, de pianisten Emanuel Ax en Arthur Moreira Lima, de gitarist Al Di Meola, de bandeonist Carel Kraayenhof, en talrijke kamermuziek- en symfonische orkesten.
Fred Raymond (1900-1954)
Fred Raymond (officieel: Raimund Friedrich Vesely) was een Oostenrijkse componist van Tsjechische afkomst, die wereldberoemd werd met zijn lied Ich hab mein Herz in Heidelberg verloren, dat hij in 1925 componeerde. In 1927 schreef hij er de gelijknamige operette bij. Hij componeerde meerdere operettes en zeer vele film- en dansmelodieën; daarvan is het tangolied In einer kleinen Konditorei wel een van de bekendste geworden. Ich steh’mit Ruth gut is een schlager (snelle foxtrot), die voor het eerst werd uitgevoerd in 1928.
Max Rhode (1884-1945)
Max Rhode, geboren in Berlijn en gestorven aan het eind van de Tweede Wereldoorlog aan het oostfront, was een Duitse componist en trombonist. Sommige van zijn werken verschenen onder de pseudoniemen Günther Royer, G. Royer en Max Royer. Hij speelde van 1908 tot 1910 trombone in de militaire kapel van de Garde-schutters in Berlijn. Daarna werd hij door de componist en muziekuitgever Paul Lincke aangenomen als componist en arrangeur voor zijn muziekuitgeverij Apollo-Verlag, waar hij ook zijn meest bekende werken schreef en publiceerde. Als componist schreef hij rond zestig eigen werken in verschillende genres, maar als arrangeur bestaan er van hem rond de 900 bewerkingen. Zijn door ons gespeelde Charakterstück Dornröschens Brautfahrt, Op. 8, dateert uit 1916.
Willy Schootemeijer (1897-1953)
Willy Schootemeijer was een Nederlands componist en musicus. Zijn vader wilde dat hij kantoorbediende zou worden, maar de jonge Schootemeijer speelde liever piano en accordeon in restaurants en dansclubs. Naast deze werkzaamheden schreef hij liedjes, music-hall revues en muziek voor diverse operettegezelschappen. Orkestratie voor harmonie- en fanfareorkesten leerde hij bij dirigent P. Ommes. Zijn eerste mars Groot Rotterdam uit 1929 is nog steeds een succes. Omdat het componeren van marsen hem makkelijk af ging, vloeiden er nog ongeveer vijftig uit zijn pen, meestal geschreven voor een of andere aangelegenheid. Zo ontstond na een voetbalwedstrijd Nederland – België in 1934 Koning Voetbal. Een van zijn bekendste composities is het tangolied Ik hou van Holland, dat vooral bekend werd door de uitvoering van de tenor en filmacteur Jospeh Schmidt.
Johan Schrammel (1850-1893)
Johann Schrammel was een Oostenrijkse componist en musicus. Hij was de zoon van de klarinettist Kaspar Schrammel en zijn tweede echtgenote Aloisia Ernst. Na zijn conservatoriumstudies zang en viool werd hij in 1865 lid van het orkest van het Harmonietheater en het Theater in der Josefstadt. In het volgende jaar ging Schrammel naar het leger en werd muzikant in de militaire kapel van het dragonder-regiment Nr. 2 en later bij de militaire kapellen van de infanterie-regimenten Nr. 32 en 49. Vanaf 1875 was hij eskadron-trompettist en als muziek-sergeant-majoor werkzaam. Zijn bekendste werk, de mars Wien bleibt Wien (1884) staat model voor de muziek van het beroemde Schrammel-kwartet, dat door de klarinettist Georg Dänzer in 1879 werd opgericht, en dat zich ten doel stelde bij de bevolking bekende Weense muziek te spelen. Het kreeg daarmee zó’n grote populariteit dat deze musiceerstijl werd aangeduid als “Schrammelmusik”.
Franz Schubert (1797-1828)
In zijn korte leven heeft Schubert een ongekende productiviteit tentoongespreid. Reeds als tiener schreef hij al zijn eerste symfonieën. Naast pianosonates, strijkkwartetten, missen en koormuziek schreef hij ongeveer 600 liederen. Daarmee neemt in zijn oeuvre het lied een bijzondere plaats in. Het jaar van ontstaan van Drie Militaire Marsen voor vierhandig piano, Op. 51, D. 733, is onzeker. Wellicht 1818, maar het kan ook 1822 of 1824 zijn geweest. Zeker is wel dat ze werden geschreven gedurende een verblijf van Schubert in het zomerverblijf van graaf Johann Karl Esterházy in Hongarije, waar hij zijn dochters muziekonderricht gaf. Deze en gelijksoortige werken werden gebruikt voor onderwijsdoeleinden. Publicatie vond uiteindelijk plaats in Wenen op 7 augustus 1826 door Anton Diabelli. De Militaire Mars No. I , die wij spelen, is veruit het bekendste van de drie marsen en is één van Schuberts meest beroemde melodieën geworden. Hij werd talloze malen gearrangeerd voor orkest, voor militaire bands en voor combinaties van verschillende instrumenten, en daarnaast gebruikt door componisten in verscheidene genres en producties.
Vincent Scotto (1874-1952)
Vincent Scotto was een Frans componist. Hij werd geboren in Marseille waar hij zijn carrière startte. In 1906 verhuisde hij naar Paris. Hij schreef maar liefst 4000 liederen en 60 operettes. Hij was bevriend met Marcel Pagnol en schreef muziek voor diens films. In de jaren 1940 en begin jaren 1950 schreef hij muziek voor ongeveer 50 films, waarin hij soms ook optrad als acteur. Eén van zijn bekendste liederen is het in 1913 geschreven Sous les ponts de Paris.
Dmitri Shostakovich (1906-1975)
De Russische componist Shostakovich is menigmaal in aanvaring gekomen met het centrale gezag in Moskou, met name tijdens het bewind van Stalin. Zijn muziek kreeg diverse aanvallen te verduren. Hij moest zijn 4e symfonie terugtrekken, maar revancheerde zich voor het regime met zijn monumentale 5e symfonie. Vanaf 1948 schreef hij noodgedwongen “socialistisch realistische” muziek zonder veel betekenis. Niettemin bleef hij, in tegenstelling tot Prokofiev en Stravinsky, in de Sovjet-Unie wonen. Na de dood van Stalin in 1953 kwam zijn symfonische productie weer op gang. De populaire Second Waltz is een deel uit een veel vroeger werk, de Suite voor jazzorkest nr. 2 uit 1938 (zonder opusnummer). Het werk is geschreven voor het GosDzhazOrkestr (gedirigeerd door Knoesjevitsky) in opdracht van Matvei Blanter. Vlak na de première is de pianopartituur echter zoekgeraakt. In 1998 zijn de pianoschetsen van de originele suite terug gevonden door Manshyr Yakoebov, een archivaris van stukken van de componist. Op verzoek van de weduwe Shostakovich heeft de Britse componist Gerard McBurney de orkestratie opnieuw ingevuld. De herpremière van het werk vond plaats door het BBC Symphony Orchestra onder leiding van Andrew Davis in het kader van de Proms. In Nederland zorgde de Second Waltz voor de definitieve doorbraak van het orkest van André Rieu. In 1994 stond het nummer 28 weken in de Nederlandse Top-40!
Ludwig Siede (1888-1956)
Ludwig Siede, geboren in Hildesheim, was een Duitse componist en dirigent. Na zijn studie vestigde hij zich als muzikant, dirigent en componist van lichte muziek in Berlijn. Zijn werken zijn ondergebracht bij de Duitse auteursrechtenorganisatie GEMA (v/h STAGMA). Voor bepaalde werken gebruikte Siede het pseudoniem Sentis. Uit zijn oeuvre hebben wij Texas Girls gekozen, een karakteristiek intermezzo, dat dateert uit 1914.
Johann Strauss (Sohn) (1825-1899)
Johann Strauss jr. (door zijn familie doorgaans “Schani” genoemd) kwam uit een muzikale familie. Zijn vader Johann Strauss sr. en broers Josef en Eduard waren eveneens componisten, maar Johann jr. werd met afstand de bekendste. Dit wekte een niet geringe jaloezie op bij zijn beide broers, met name bij Eduard. Maar objectief muzikaal gezien stak “Schani” met kop en schouders boven het niveau van zijn broers uit. En dan te bedenken dat zijn vader niet wilde dat hij musicus zou worden! Hij studeerde als kind stiekem viool, onder anderen bij de grootste rivaal van zijn vader, Joseph Lanner. Hij nam ook lessen bij de Weense professor in compositieleer Joseph Drechsler. Hij kon zich pas echt gaan toeleggen op een carrière als componist, toen Johann sr. in 1842 de familie verliet. Gedurende zijn leven was Strauss jr. al bekend als de Walzerkönig en de populariteit van de Weense wals is voor een belangrijk deel aan hem te danken. Deze werd in die tijd voornamelijk in danszalen gespeeld. Dankzij hem werd de Weense wals van het niveau van de danszaal naar het concertpodium getild. Hij beleefde successen op tournees door Oostenrijk, Polen, Duitsland, Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië. Hij werd gewaardeerd door prominente componisten uit zijn tijd, onder wie Johannes Brahms, een persoonlijke vriend. Als salonorkest kunnen wij niet om Johann Strauss jr. heen en we hebben dan ook een aantal van zijn walsen op ons repertoire: An der schönen blauen Donau (Op. 314), Wein, Weib und Gesang (Op. 333), Wiener Blut (Op. 354), Rosen aus dem Süden (Op. 388), Frühlingsstimmen (Op. 410) en de Kaiser-Walzer (Op. 437).
Johann Strauss (Vater) (1804-1849)
Johann Strauss sr. was een Oostenrijkse dirigent, violist en componist. Zijn vader was herbergier. Strauss begon zijn muzikale carrière bij het orkest van Ignaz Michaël Palmer. Toen hij 15 was, mocht hij meespelen in het orkest van de in Wenen in die tijd zeer populaire Joseph Lanner. Deze had zoveel succes dat hij vanwege zijn vele optredens zich verplicht zag om zijn orkest in tweeën te splitsen. Johann kreeg de opdracht om het tweede orkest te dirigeren. Beide sterke karakters kwamen al vlug in botsing, en Johann trok weg, om een eigen dansorkest op te richten. Vanaf 1833 trad hij hiermee ook in het buitenland op. In 1835 werd hij “Hofballmusikdirektor”. Zijn beroemdste werk, vaste toegift bij het Neujahrskonzert van de Wiener Philharmoniker, dat wij dan ook op ons repertoire hebben genomen, is ongetwijfeld de Radetzkymars (Op. 228), die hij schreef ter ere van de 82-jarige generaal Josef Radetzky, die in Italië grote militaire successen boekte. Daar deze generaal een republikein was, ontstond er zulke deining dat Johann Strauss zelfs een tijdlang Wenen ontvluchtte. Johann Strauss had drie zonen, die zelf ook componist werden: Johann jr. (de Walzerkönig), Josef en Eduard.
Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky (1840-1893)
Pjotr Iljitsj (Peter) Tsjaikovsky was een Russische componist wiens muziek door landgenoten uit zijn tijd als (te) westers werd bestempeld. Hij was eerst ambtenaar, ging muziek studeren aan het Conservatorium van Sint-Petersburg en werd toen leraar aan datzelfde conservatorium. Tegen de zomer van 1867 had hij al zijn eerste pianostukken geschreven en liet ze publiceren. Een rijke bewonderaarster, gravin Nadezjda Filaretovna von Meck, bood hem in 1877 de mogelijkheid zijn leven geheel aan het componeren te wijden. Jarenlang onderhielden zij een innige briefwisseling, maar Tsjaikovski heeft haar nooit willen ontmoeten. In 1890 zette de gravin haar financiële steun om onduidelijke redenen stop. Een theorie is dat zij zich niet kon verenigen met zijn seksuele geaardheid. Naast zes symfonieën schreef Tsjaikovsky onder meer symfonische gedichten, opera’s, pianowerken en werken voor viool. Vooral zijn eerste pianoconcert, zijn vioolconcert, zijn laatste drie symfonieën, de Ouverture 1812 en zijn balletmuziek (bijvoorbeeld de Notenkrakersuite, waaruit wij de Bloemenwals spelen) worden vaak uitgevoerd. Tsjaikovski slaagde erin om invloeden uit de West-Europese klassieke muziek succesvol te verbinden met de Russische muziek. Zijn muzikale voorkeur ging uit naar Mozart en Mendelssohn. Zijn werken zijn ook geliefd vanwege de zeer welluidende orkestratie en de rijkdom aan melodieën. Tsjaikovski verwerkte in een aantal composities op bijzondere wijze de wals, niet alleen in zijn balletten, maar ook in zijn symfonieën.
Giuseppe Verdi (1813-1901)
Giuseppe Verdi was een van de grootste componisten van Italiaanse opera’s, waarvan hij er in totaal zesentwintig schreef. Zijn werk was tijdens zijn leven zeer geliefd en is dat nog steeds. Behalve opera’s heeft Verdi ook tamelijk veel religieuze werken gecomponeerd. Genoemd moeten worden het Requiem (1874), gecomponeerd bij het overlijden van de dichter Alessandro Manzoni en de Quattro Pezzi Sacri. Zijn opera Aida componeerde Verdi in 1871. Het libretto is van de hand van Antonio Ghislanzoni en is gebaseerd op een thema van François Auguste Ferdinand Mariette en een schets in het Frans van Camille du Locle. De opdracht voor het schrijven van de opera werd gegeven naar aanleiding van de opening van het nieuwe operagebouw van Caïro. De opera beleefde zijn première in Caïro op 24 december 1871 (onder leiding van Verdi’s vriend de contrabassist, componist en dirigent Giovanni Bottesini) en in Italië in het Teatro alla Scala in Milaan op 8 februari 1872 en wordt nog steeds regelmatig opgevoerd bij de piramides van Gizeh. Wij spelen één van de beroemdste fragmenten uit deze opera, de Triomfmars, in een bewerking van Uwe Rössler.
Angel Villoldo (1861-1919)
Angel Villoldo was een Argentijnse musicus en één van de pioniers van de tango. Hij was tekstschrijver, componist en één van de belangrijkste zangers van zijn tijd. Daarnaast had hij allerlei bijbanen, o.m. typograaf en clown. Hij was ook bekend onder de pseudoniemen A. Gregorio, Fray Pimiento, Gregorio Giménez, Angel Arroyo en Mario Requero. Villoldo zette de Spaanse tanguillos, de cuplés en de habaneras om in muziek met een authentiek Argentijns ritme. El Choclo is een van zijn beroemdste composities. Deze tango ging in première in 1903 in Buenos Aires in het elegante restaurant El Americano.
Robert Vollstedt (1854-1919)
Robert Vollstedt was een Duitse componist, die overwegend schreef in het Weense idioom. Er is weinig bekend over zijn muzikale opleiding. Gedurende het grootste deel van zijn werkzame leven was hij als eerste klarinettist verbonden aan het orkest van de Hamburgse opera. Alhoewel hij voornamelijk marsen componeerde, is hij het bekendst vanwege zijn wals Die Lustige Brüder, die internationaal bekend werd. Hij schreef veel voor piano en specialiseerde zich in dansmuziek van verschillende typen: veel van wat hij componeerde kan worden gekarakteriseerd als salonmuziek. Wij spelen van hem de humoristische schets Im Orientalische Cafe, waarin een Turkse buikdans voorbij komt, een aantal malen om een fooi wordt gevraagd (Bakschisch!) en waarin aan het eind (Coda) de cafébezoekers, bedwelmd door opiumgebruik, in slaap vallen.
Emil Waldteufel (1837-1915)
Emil Waldteufel (eigenlijk Charles Emile Lévy) was een Franse componist, muziekpedagoog en dirigent, afkomstig uit de Elzas. Van 1853 tot 1857 studeerde hij aan het Conservatoire National Supérieur de Musique piano, onder andere samen met Georges Bizet en Jules Massenet. Na zijn studies werkte hij eerst bij een pianobouwer, gaf pianoles en speelde bij soirées. In deze tijd was het orkest van zijn vader een van de bekendste in Parijs. In 1865 werd hij hofpianist van de keizerin Eugénie de Montijo, gravin van Teba, de echtgenote van Napoleon III. Maar hij speelde niet uitsluitend in Parijs, ook in Biarritz en in Compiègne was hij een veelgevraagd musicus en orkestleider. Vanaf 1867 speelde het Waldteufel-orkest ook in de Tuilerieën. Na de Frans-Pruisische oorlog speelde het orkest ook tijdens de presidentiële feestelijkheden in het Palais Elysée. In oktober 1874 speelde hij bij een feest, waar de Prins van Wales, de toekomstige Edward VII van het Verenigd Koninkrijk, aanwezig was. De prins was enthousiast over de Manolo-wals van Waldteufel en beloofde hem, dat hij hem in Engeland bekend wilde maken. Dit leidde tot een contract met de Londense uitgeverij Hopwood & Crew en de muziek van Waldteufel werd gespeeld bij staatsbanketten van Koningin Victoria in het Buckingham Palace. Waldteufel maakte concertreizen, in 1885 naar Londen en in 1889 naar Berlijn. In 1890 en 1891 dirigeerde hij in de Opera van Parijs. Wij spelen Waldteufeleien, een potpourri van zijn bekendste melodieën, in een arrangement van Harro Steffen. Daarnaast brengen wij de zeer bekende Schaatsenrijderswals (Les Patineurs).
Frederick Weatherly (1848-1929)
Frederick Weatherly was een Engelse jurist, auteur, tekstdichter en presentator. Hij combineerde gedurende zijn hele werkzame leven het auteurschap met zijn werk als advocaat. Hij schreef de teksten voor ruim 3000 (!) populaire liederen, onder meer het religieuze The Holy City en de oorlogssong Roses of Picardy. Danny Boy is een ballade die Weatherly schreef in 1910. Drie jaar later veranderde hij de tekst en maakte deze passend op het metrum en ritme van de muziek van Londonderry Air (een traditioneel Iers lied), waarvan hij de partituur van zijn Ierse schoonzus gekregen had. Danny Boy is een soort volkslied geworden voor Amerikanen en Canadezen met Ierse wortels. Wij voeren de muzikale versie uit in een bewerking van Uwe Rössler.
Helmuth Wernicke (1909-1994)
Helmuth Wernicke was een Duitse pianist, zanger, componist, arrangeur en bandleider, die actief was op de terreinen van jazz, schlager en ‘easy listening’ muziek. Vanaf de late jaren ’20 werkte hij als pianist in Berlijn, in de jaren ’30 in verschillende orkesten, o.a. het Telefunken Swing-Orchester. Na de oorlog trad hij op in Berlijnse nachtclubs en werkte hij als pianist en arrangeur. Hij was mede-oprichter van de Vereinigung Deutscher Musik-Bearbeiter e.V., een vereniging van arrangeurs. In de jaren ’50 bracht hij onder eigen naam opnamen uit op de platenlabels Polydor, Philips en Electrola en leidde hij het huisorkest van de RIAS (Rundfunk Im Amerikanischen Sektor, West-Berlijn). Tussen de jaren 1928 en 1954 was hij betrokken bij 84 jazz-opnamen. Zijn bekendste song, met tekst van Ewald Walter, is de foxtrot Das Fräulein Gerda. Deze schlager werd vele malen gecovered. Wij spelen een bewerking voor salonorkest.
Sebastián Yradier (1809-1865)
Sebastián Iradier Salaverri (Salaberri) was een Spaans-Baskische componist. Zijn Parijse uitgever vroeg hem zijn naam “universeler” te maken en te veranderen van Iradier in Yradier. Vooral zijn habaneras zijn bekend geworden, in het bijzonder La Paloma, dat hij rond 1860 componeerde na een bezoek aan Cuba. Het lied werd bijzonder populair in zowel Spanje als de beide Amerika’s, vooral in Mexico, waar het verantwoordelijk werd voor de grote populariteit van de habanera. Onderzoek van de UNAM Radio (Universidad Nacional Autónoma de México) heeft uitgewezen dat er meer dan 1000 versies zijn van La Paloma: samen met Yesterday van de Beatles is het één van de meest vastgelegde liederen in de muziekgeschiedenis. Bij onze optredens krijgt dit stuk dan ook altijd een warm onthaal.